De snelle ontwikkelingen in kunstmatige intelligentie (AI) zouden het Nederlandse onderwijs kunnen transformeren. Dit geldt in het bijzonder voor zogenaamde generatieve AI (GenAI), dat op basis van een vraag van een gebruiker tekst of andere output kan genereren. Het bekendste voorbeeld hiervan is ChatGPT. Wat bekent dit voor de wijze waarop het onderwijs wordt bestuurd?
Mogelijkheden en uitdagingen
Generatieve AI biedt zowel uitdagingen als kansen voor het onderwijs. Aan de ene kant kunnen dergelijke systemen bijdragen aan het vergroten van ongelijkheid en het faciliteren van plagiaat en fraude. Aan de andere kant kunnen ze de toegankelijkheid van informatie verhogen, de werklast van docenten verlichten en gepersonaliseerde feedback bieden aan leerlingen.
In de complexe en gedecentraliseerde structuur van het Nederlandse onderwijs wordt de integratie van GenAI een grote en uitdagende opgave. Er moeten doordachte beleidsaanpakken worden ontwikkeld om de kwaliteit en gelijkheid van het onderwijs te bewaken en te waarborgen.
Benadering van onderwijsbestuur
Jesse Ruwette, student aan de Vrije Universiteit Amsterdam, verkent voor een scriptieonderzoek verschillende benaderingen van onderwijsbestuur en hun effectiviteit bij het integreren van GenAI in het Nederlandse voortgezet onderwijs. Jesse: “Het onderwijs staat op zijn kop door AI. Wat gaan we hier aan doen? En vooral: wie gaat hier wat aan doen?”
Nederlandse scholen hebben aanzienlijke autonomie. De aansturing van het onderwijs is complex en gebeurt decentraal via de schoolbesturen. De overheid kan scholen nauwelijks dwingen om bepaalde methodes toe te passen of veranderingen uit te voeren. Deze gedecentraliseerde aanpak is diep geworteld en de eigen ruimte voor scholen grondwettelijk beschermd.
Top-down of bottom-up?
Jesse onderzoekt welke vorm van aansturing de implementatie van AI in het onderwijs het beste kan realiseren. Jesse: “AI kan het onderwijs enorm verbeteren, maar tegelijkertijd op korte termijn de onderwijskwaliteit en de gelijkheid van onderwijs in gevaar brengen. Mijn onderzoek gaat over hoe nieuw onderwijsbeleid over AI tot stand komt. Welke rol spelen verschillende organisaties in dit proces? En hoe zou deze interactie nog beter kunnen zodat AI het onderwijs niet verstoort, maar verbetert?”
Het onderzoek benadrukt de noodzaak om het evenwicht te vinden tussen bottom-up- en top-down-aanpakken. In het onderzoek wordt bijvoorbeeld het concept van ‘sturing op afstand’ besproken, waarbij de overheid het beleid op scholen beïnvloedt door verantwoordelijkheden over verschillende niveaus te verdelen, in plaats van met directe top-down controle. De overheid neemt in deze benadering een faciliterende rol aan, waarbij ze betrokken partijen verbindt en met hen in gesprek gaat. Dit wordt ‘zachte sturing’ genoemd.
Effectieve sturing
In de context van GenAI in het onderwijs kan ‘zachte sturing’ worden toegepast, wat betekent dat de overheid voorwaarden schept voor scholen om te experimenteren met AI, of dat ze normen en richtlijnen stelt voor hoe AI ethisch en effectief kan worden gebruikt. Het is echter de vraag of de onderwijskwaliteit hiermee voldoende kan worden gewaarborgd. Jesse: “Docenten en schoolbestuurders zijn van oudsher gewend om veel autonomie te krijgen. Dat is goed, maar het is de vraag of dit voldoende ondersteuning biedt voor de onderwijskwaliteit in het voortgezet onderwijs, die volgens de Inspectie van het Onderwijs niet op peil is. Het is goed mogelijk dat de overheid meer sturing zal moeten geven aan het onderwijsveld om de basisvaardigheden van leerlingen te verbeteren en te garanderen dat de onderwijskwaliteit van het AI-onderwijs niet te veel verschilt tussen scholen.”
Conclusie
Het lijkt erop dat de implementatie van AI in het Nederlandse onderwijs een uitgebalanceerde benadering vereist, die rekening houdt met zowel de uitdagingen als de mogelijkheden van deze technologie. Deze evenwichtige benadering, die een balans zoekt tussen top-down en bottom-up beleid, betekent mogelijk een verandering in het denken over onderwijsbestuur.